Geen laster en eerroof binnen besloten Facebookgroep

Author info

Op 10 april 2013 besliste het Franse Hof van Cassatie dat berichten op sociale netwerksites geen openbare uitingen zijn wanneer de uitingen enkel zichtbaar zijn voor een beperkt aantal vrienden die men zelf heeft geaccepteerd. Als aan deze voorwaarden is voldaan mag het bericht niet gebruikt worden om iemand te vervolgen voor laster en eerroof (Cour Cass. Civ 1, 10.4.2013, N° 344). Het Hof deed de uitspraak naar aanleiding van een procedure ingeleid door een bedrijf vanwege beledigende berichten door een werkneemster op Facebook. In België is het nog wachten op rechtspraak die hier zo duidelijk over oordeelt als in Frankrijk.

Beledigende berichten

Sociale netwerken worden soms overspoeld met beledigende berichten. Dit doet de vraag rijzen wanneer de auteur van zulke berichten vervolgd kan worden voor laster en eerroof. In België moet hiervoor een onderscheid worden gemaakt tussen publieke en private sociale netwerken. Artikel 443 van het Belgische Strafwetboek stelt immers:

Hij die (…)  aan een persoon kwaadwillig een bepaald feit ten laste legt, dat zijn eer kan krenken of hem aan de openbare verachting kan blootstellen, en waarvan het wettelijk bewijs niet wordt geleverd, is schuldig aan laster, wanneer de wet het bewijs van het ten laste gelegde feit toelaat, en aan eerroof, wanneer de wet dit bewijs niet toelaat.

De openbaarheid vormt met andere woorden een belangrijk element in de definitie van de strafwet.

Openbaarheid

Publieke sociale netwerken waarbij de profielen van de gebruikers volledig openbaar zijn zullen in ieder geval het criterium van openbaarheid vervullen. Dit maakt de bewijslast een stuk eenvoudiger. Een voorbeeld hiervan is Twitter waar enkel aan de openbaarheid kan ontkomen worden door het bewuste profiel “privaat” te maken. Aantonen dat lasterlijke “tweets” die de wereld werden ingestuurd via een publiek profiel niet voldoen aan de openbaarheidsvereisten van de strafwet omdat men bijvoorbeeld geen of onvoldoende volgers heeft, zal schier onmogelijk blijken.

Om identificatie te omzeilen, is het  gebruik van een pseudoniem een veelgebruikte, maar vaak niet zo succesvolle techniek. Ook al is het gebruik van een pseudoniem een geoorloofde online praktijk, het verzekert geenszins de anonimiteit in een strafonderzoek waarbij het opzoeken van IP-adressen relatief gemakkelijk tot de identificatie van een gebruiker kan leiden.

Zoekmachines

Bij publieke sociale netwerken kunnen profielen (en hun inhoud) ook via andere middelen worden geraadpleegd zoals bijvoorbeeld zoekmachines. Sommige sociale netwerken hebben zelfs hun eigen interne zoekmachines geïntroduceerd. In de rechtspraak werd reeds vroeg geoordeeld dat berichten op een online discussieforum beantwoorden aan het criterium van openbaarheid (Corr. Brussel, 22 december 1999).

Hetzelfde geldt zeker ook voor blogs, chatrooms en soortgelijke platformen. Zo besliste de arbeidsrechtbank te Leuven dat een hooggeplaatste manager en kaderlid van een beursgenoteerd bedrijf terecht om dringende reden werd ontslagen na uitlatingen op zijn Facebook prikbord die niet met zijn functie verenigbaar waren (Arb.Rb. Leuven, 17 november 2011).

Vrienden

Een privaat sociaal netwerk geeft de mogelijkheid om het profiel (deels) privé te houden waardoor enkel de “vrienden” of “connecties” het profiel kunnen bezichtigen. Gekende voorbeelden hiervan zijn Facebook of Netlog waarbij de privacy-instellingen van het profiel in bepaalde gradaties kunnen worden ingesteld: van volledig openbaar tot volledig privé waarbij enkel de “vrienden” toegang hebben tot de inhoud, of zelfs slechts een deel ervan.

Sommige gebruikers hebben enkel hun ouders en broer of zus als online “vrienden”, waardoor het publiek zich slechts in de huiselijke of familiekring situeert. Hoe beperkter de kring, hoe geringer het openbaarheidskarakter. Hierover zal de feitenrechter moeten oordelen, daarbij onder meer rekening houdend met de intentie van de gebruiker en de aard van het netwerk.