Nieuw Belgisch Wetboek van Economisch Recht van Kracht

Author info

Het voorbije jaar is het Belgisch Parlement druk bezig geweest op het gebied van economisch recht en heeft het een nieuw Wetboek van Economisch Recht gecreëerd. Op 31 mei 2014 werden een aantal belangrijke delen van dit Wetboek van kracht. Dit artikel behandelt in het kort de veranderingen in de Belgische wetgeving inzake consumentenrechten en consumentenbescherming en de precontractuele informatie inzake commerciële samenwerkingsovereenkomsten.

Het voorbije jaar is het Belgisch Parlement druk bezig geweest op het gebied van economisch recht en heeft het een nieuw Wetboek van Economisch Recht gecreëerd. Op 31 mei 2014 werden een aantal belangrijke delen van dit Wetboek van kracht. Dit artikel behandelt in het kort de veranderingen in de Belgische wetgeving inzake consumentenrechten en consumentenbescherming en de precontractuele informatie inzake commerciële samenwerkingsovereenkomsten.

Algemene context

Het idee om het Belgisch Economisch Recht te moderniseren ontstond in 2006 na een zogenaamd “rondetafelgesprek” dat door de FOD Economie werd georganiseerd en waar zowel academici (economisten en juristen) als sociale partners aanwezig waren.

De moderniseringsbeweging won aan kracht met de idee om al de bestaande economische wetten in één nationaal Wetboek van Economisch Recht te gieten, in plaats van een versnipperd aantal regels die over talloze wetten en koninklijke besluiten verspreid zijn.

Het Nieuwe Wetboek van Economisch Recht bundelt in haar 18 Boeken nu een aanzienlijk aantal bepalingen van het Belgisch Economisch Recht in één document. Tegelijkertijd heeft het Belgisch Parlement van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal amendementen aan te nemen.

Hoewel Boek XI inzake Intellectuele Eigendom en een deel van Boek XVI inzake Buitengerechtelijke regeling van Consumentengeschillen later van kracht zullen worden (namelijk op 1 januari 2015), is het project de voltooiing nabij wanneer op 31 mei 2014 Boek VI inzake Marktpraktijken en Consumentenbescherming, Boek X inzake Handelsagentuurovereenkomsten, inzake Precontractuele Informatie in Commerciële Samenwerkingsovereenkomsten en inzake Verkoopconcessies, Boek XII inzake Recht van de Elektronische Economie, Boek XIV inzake Marktpraktijken en Consumentenbescherming Betreffende de Beoefenaars van een Vrij Beroep, evenals een aantal artikels van Boek XVI en Boek XVII inzake Bijzondere Rechtsprocedures van kracht gaan. In wat volgt zullen Boek VI en Boek X beknopt besproken worden.

Boek VI: Marktpraktijken en Consumentenbescherming

Toen Boek VI inzake Marktpraktijken en Consumentenbescherming in het Wetboek van Economisch Recht werd ingevoegd, paste het Belgisch Parlement een deel van de bestaande wetgeving op dit punt aan. Hierbij zette het terzelfdertijd de Richtlijn 2011/83 inzake consumentenrechten om. De gemaakte wijzigingen zijn dan misschien niet drastisch van aard, toch zijn ze het vermelden waard in de volgende alinea’s (zie, voor het effect van deze nieuwe regels inzake e-commerce, volgende time.lex blog post).

Boek VI: gewijzigde definities

Vooreerst zijn een aantal definities in Boek I gewijzigd, wat ook zijn impact heeft op Boek VI. Opvallend is dat de definitie van “consument” werd gewijzigd (net als de definitie van een “verkoopsovereenkomst”, “buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten” en “op afstand gesloten overeenkomsten”). Het lijkt erop dat, terwijl een consument vroeger iemand was die uitsluitend handelde vanuit niet-zakelijke doeleinden, het nu volstaat dat het doel van het afsluiten van de overeenkomst in kwestie buiten de professionele activiteit ligt van de natuurlijke persoon die de goederen aankoopt. Een voorbeeld hiervan is een ondernemer die een hemd koopt dat hij zowel tijdens de kantooruren als in zijn/haar vrije tijd draagt, en het hemd in de categorie consumptiegoed valt. Dit was al zo, wat aangeeft dat de impact van deze wijziging in de praktijk niet groot zal zijn. Hetzelfde kan waarschijnlijk niet gezegd worden van “buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten” en “op afstand gesloten overeenkomsten”, aangezien de materiële regels inzake deze categorieën eveneens gewijzigd zijn (de nieuwe regels kunnen respectievelijk gevonden worden in Artikels 64-74 en 45-53 van Boek VI).

Boek VI: verduidelijking van de inhoud van de verplichting van de professionele verkoper om de consument te informeren

Ten tweede heeft het Belgische Parlement duidelijker gesteld welke informatie een professionele verkoper een consument dient te verschaffen, voorafgaand aan het afsluiten van de overeenkomst. (zie Artikel 2 van Boek VI). De omzetting van de Richtlijn inzake Consumentenrechten hieromtrent werd misschien (of wordt nog steeds) door sommige Lidstaten beschouwd als een lastige activiteit, maar aangezien België nu al geruime tijd strenge informatievereisten heeft, zou deze verplichting in de praktijk niet te veel problemen mogen opleveren.

Boek VI: verkoopperiodes en kortingen

Ten derde werden bepaalde wijzigingen aangebracht voor wat betreft verkoopperiodes en dergelijke. Verkoopperiodes worden behouden als een concept, maar de wachtperiode die aan de verkoopperiode voorafgaat werd met één maand verlengd (zie Artikel 25 en volgende in Boek VI). Het verbod om tegen verlies te verkopen werd eveneens behouden, maar voortaan kan men voor de gebruikte referentieprijs rekening houden met verminderingen die zijn bekomen door aan te kopen in bulk, hoewel zij nog niet duidelijk zijn omschreven. Omgekeerd heeft men de verplichte aankondiging van uitverkopen laten vallen, net als het verbod om prijsverminderingen al tijdens de wachtperiode aan te kondigen.

Boek VI: extra betalingen

Een ander punt van belang is dat standaardopties van nu af aan verboden zijn voor alle overeenkomsten. Deze wijziging betekent dat wanneer een bedrijf om het even welke extra betaling wil ontvangen, naast de vergoeding voor de belangrijkste verplichting van de overeenkomst, de consument uitdrukkelijk met deze voorwaarde akkoord dient te gaan (Artikel 41 van Boek VI). In dezelfde geest is het een bedrijf strikt verboden geld te verdienen op het gebruik van een bepaald betaalmiddel. Een consumentenovereenkomst mag echter wel in een vergoeding voorzien voor de kosten die het bedrijf zelf draagt om dergelijke transacties mogelijk te maken, zonder deze kosten echter te overschrijden (Artikel 42 van Boek VI).

Boek VI: levering

Tenslotte moet worden worden opgemerkt dat de regels in verband met de levering van consumptiegoederen eveneens in beperkte mate werden geüpdatet. Ten eerste moeten de goederen, zelfs zonder dat enige bepaling van de overeenkomst dit voorziet, binnen de 30 dagen geleverd worden, tenzij men een andere periode is overeengekomen (Artikel 43 van Boek VI). Ten tweede, wanneer de overeenkomst om het even welke versturing van de goederen voorziet van de professionele verkoper naar de consument, gaat het risico dat het goed is verloren of beschadigd enkel over wanneer de consument het goed of de goederen in kwestie fysiek in bezit heeft verkregen (Artikel 44 van Boek VI).

Hoewel de aanpassing van de nieuwe regels voor Belgische professionele verkopers waarschijnlijk makkelijk zal verlopen, is het om te besluiten zeker raadzaam om afdoende geïnformeerd te zijn inzake al de informatie die men aan consumenten dient te verschaffen, evenals over de specifieke regels in verband met bepaalde soorten overeenkomsten.

Boek X: de Regels over Precontractuele Informatie in Handelsagentuurovereenkomsten

Zoals door time.lex eerder al besproken bij de evaluatie van het wetsontwerp van dit Boek (hier), bevat Boek X van het Nieuwe Wetboek van Economisch Recht zowel de bestaande regelgeving inzake handelsagentuurovereenkomsten en verkoopconcessies als de recent geüpdatet regels inzake precontractuele informatie in commerciële samenwerkingsovereenkomsten (Titel 2 van Boek X).

Boek X: toepassingsveld

Deze regels werden geüpdatet om ze effectiever te maken, meer aangepast aan de economische realiteit en om hun toepassing in de praktijk te vergemakkelijken. Om die reden werd het toepassingsgebied van de wet soepeler gemaakt; het behelst nu alle commerciële samenwerkingsovereenkomsten tussen meerdere (rechts)personen, waarbij de ene persoon het recht verleent aan de andere om een commerciële formule/methode of concept te gebruiken bij de verkoop van hun produkten of de verlening van hun diensten. De wet erkent het gebruik van een gemeenschappelijk uithangbord, een gemeenschappelijke handelsnaam, de overdracht van know-how, en het voorzien van commerciële of technische bijstand als vormen waarin beiden, ofwel afzonderlijk of vrijelijk gecombineerd, een commerciële formule verstrekken.

Het belangrijkste voorbeeld van dit soort overeenkomsten is de franchiseovereenkomst. Commissie-affiliatieovereenkomsten, verkoopconcessies en handelsagentuurovereenkomsten zouden echter ook onder deze regels kunnen vallen, zolang de ene partij de andere het recht verleent om zijn commerciële formule te gebruiken.

Omgekeerd bevinden licentieovereenkomsten en andere overeenkomsten inzake technologieoverdracht zich in principe buiten het toepassingsveld van deze regels. Of een overeenkomst binnen de regels van de precontractuele informatie valt, is niet altijd eenvoudig vast te stellen. Het is echter van het grootste belang dit zeker te weten, gezien de wet een aantal verreikende verplichtingen voorschrijft aan de partij die het recht op de commerciële formule verleent, waaraan in geval van niet-naleving strenge sancties zijn verbonden.

Boek X: materiële regels

In wezen betekent de regel dat de partij die het recht verleent de andere partij een ontwerpovereenkomst dient te verschaffen, en dit tenminste één maand voor de feitelijke afsluiting van de commerciële samenwerkingsovereenkomst. Samen met de ontwerpovereenkomst, dient een afzonderlijk document te worden verstrekt. Dit document dient de belangrijkste bepalingen van de overeenkomst te bevatten, opgelijst per onderwerp, samen met alle andere informatie nodig om een geïnformeerde en accurate beoordeling te maken van de overeenkomst als geheel. De wet bepaalt welke categorieën van bepalingen en informatie (op z’n minst) in het afzonderlijke document dienen te worden vermeld, en waar deze van toepassing zijn.

De periode van één maand dient als reflectieperiode voor de partij die potentieel het recht verkrijgt, om deze partij de kans te geven zich degelijk te informeren. Gedurende deze periode kunnen geen verplichtingen worden aangegaan en geen vergoedingen worden gevraagd noch toegestaan, tenzij deze onderdeel zijn van een geheimhoudingsovereenkomst. Deze overeenkomst kan een verplichting inhouden voor een schadevergoeding, maar dan enkel in de vorm van een overeengekomen éénmalig bedrag.

Hoewel de uitzondering voor een geheimhoudingsovereenkomst ruimer is dan de vroegere uitzondering voor een geheimhoudingsplicht, zal de periode van één maand in de praktijk toch nog voor problemen zorgen. Men kan zich voorstellen dat het soms noodzakelijk is een kans te grijpen om een bepaalde lokatie te huren wanneer deze zich voordoet of om op voorhand een bepaalde licentie of vergunning te verkrijgen. En toch, zelfs wanneer de partij die het recht verkrijgt instemt, dan nog kan de partij die het recht verleent niet zomaar zijn handtekening zetten zonder zelf het volledige risico te nemen. Ook de eerdere afsluiting van de samenwerkingsovereenkomst zelf is strikt verboden.

Sancties

Zoals hierboven vermeld, gaan de nieuwe regels samen met harde sancties in geval van niet-naleving. Ten eerste, indien de essentiële vereiste van de “afkoelingsperiode” van één maand niet wordt gerespecteerd, of indien geen ontwerpovereenkomst of afzonderlijk document (zie boven) wordt verstrekt, kan de persoon die het recht verkrijgt de overeenkomst nietig te laten verklaren binnen de 2 jaar van afsluiting ervan. Dit is mogelijk via een eenvoudige geschreven verklaring in die zin.

Ten tweede stelt de weglating van bepaalde verplichtingen in het afzonderlijke document, daar waar de wet hun opname vereist, de verkrijgende partij in staat om deze specifieke bepalingen nietig te laten verklaren.

Ten derde kan het niet vermelden van andere relevante informatie (voor de juiste beoordeling van de overeenkomst) leiden tot de vaststelling van een ongeldige instemming en, in voortkomend geval, de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid.

Tenslotte is het eveneens belangrijk op te merken dat de bewuste uitvoering van de overeenkomst geen betrekking heeft op een eventuele nietigheidsverklaring. De partij die het recht verkrijgt om de commerciële formule te gebruiken, kan echter zijn recht om de overeenkomst nietig te verklaren laten vallen. Hij kan dit pas doen nadat een periode van één maand is verstreken na de creatie van dit recht, wat doorgaans samenvalt met de afsluiting van de overeenkomst. Afstand doen van dit recht om de nietigheid van de overeenkomst in te roepen, of van om het even welke gerelateerde bepaling, moet samengaan met een duidelijke verklaring van de gronden waarop de partij die het recht op een commerciële formule verkrijgt dit doet.

Zoals hierboven vermeld zijn de herbekeken regels inzake precontractuele informatie in commerciële samenwerkingsovereenkomsten bedoeld om de bestaande regels effectiever en beter aangepast aan de economische realiteit te maken, zodat hun toepassing in de praktijk veel gemakkelijker zou verlopen. Een verruiming van het toepassingsgebied is, net als de uitzondering van de geheimhouding, zeker een stap vooruit naar een gemakkelijke toepassing van deze regels in de praktijk.

Toch blijven er onzekerheden bestaan, bijvoorbeeld voor wat betreft de betekenis van de vereiste om bepaalde gronden aan te roepen vooraleer men het recht wegtekend om enige bepaling van de overeenkomst ongeldig te verklaren. Verwijst dit recht naar de redenen waarvoor een partij afstand moet doen van haar recht, of verwijst het naar de wettelijke basis voor het recht in kwestie?

Tenslotte blijft het een open vraag of deze regels, die een grote administratieve rompslomp inhouden voor de verlenende partij (maar de facto ook voor de verkrijgende partij, die alles moet lezen en nakijken) wel degelijk zijn aangepast aan de economische realiteit. De tijd zal het uitwijzen.

Voor meer informatie over deze juridische ontwikkeling, gelieve Edwin Jacobs te contacteren op (edwin.jacobs@timelex.eu).

Deze publicatie behandelt niet noodzakelijk ieder belangrijk onderwerp, noch ieder aspect van de behandelde onderwerpen en is niet bedoeld als juridisch of ander advies.